Gij zijt opgevaren in de hoogte….

Psalm 68: 19a

Hemelvaart! Een dag midden in de week waarop de gemeente gedenkt aan dat machtige ogenblik van het opvaren van de Heere Jezus naar de hemel ten aanschouwe van Zijn jonge kerk. Wat een heerlijke zegen geeft deze wetenschap aan wie door het geloof op Jezus ziet.
Dan is een deel van de kerk nog wel op aarde. De kerk in het strijdperk van dit leven, maar dan ligt haar leven, haar toekomst in de hemel: ”waar Christus is, zittend ter rechterhand Gods”. Waar al de gezaligden en de myriaden engelen en de ganse schepping de lof zingen van “Hem Die op de troon zit en het Lam”.
In het Oude Testament wordt er reeds van gesproken en gezongen. En de kerk zingt het de eeuwen door belijdend na: ”Gij voer ten hemel op vol eer”. Zingen we het mee? Is er bij ons al iets van dat verlangen dat de Psalmist vervulde? Hebben ook wij iets van dat on-aardse ontvangen dat geurt naar het hemelse? Een geur die vrucht is van het werk van de Heilige Geest in ons hart dat zichtbaar en hoorbaar wordt in ons leven? Wie christén is heeft er, door het geloof, weet van dat Christús, zijn en haar Bruidegom in de hemel is. Wat heeft zo´n bruid dan nog op aarde? Wanneer mijn vrouw een paar dagen weg is zijn mijn gedachten bij haar. Is het leeg in huis zonder haar. Verlang ik naar haar, sterker nog dan wanneer ze thuis is. Zo zal het ook zijn bij hen die Jezus hebben liefgekregen omdat Hij hen eerst zo uitnemend heeft liefgehad. Die haar schuld heeft betaald en haar zonde verzoend. De Bijbel gebruikt immers ook het beeld van de Hemelse Bruidegom en Diens Bruidsgemeente? Daar komt bij, dat de bruid het verlangen naar Hem niet zelf hoeft op te brengen. Hoe zou ze dat kunnen? Verdorven van aard en werelds geneigd als zij van zichzelf is? We horen echter dat Hij ten hemel voer vol eer! Hij heeft, mag de conclusie daaruit zijn, alles voor haar volbracht! En Hij deelt uit Zijn volbrachte werk alles uit wat Zijn bruid nodig heeft. Hij schenkt haar Zijn liefde door die uit te storten in haar hart (Rom. 5: 5). Dat lezen we in de Woorden die in vers 19 van Psalm 68 volgen. Woorden die we ook vinden in Efeze 4. Heel Gods Woord in Oude en Nieuwe Testament spreekt ervan. Niemand die Gods Woord leest kan ze als het ware missen. Daar is de zaak ook te belangrijk voor. Het gaat immers om het ware leven dat Christus is en dat Hij verworven heeft voor al Zijn volk? Wat staat er veel aan Koninklijke gaven in dat ene vers. We lezen erin dat Christus niet alleen Zijn volk heeft bevrijd uit de gevangenis waarin het, door eigen schuld, gekerkerd werd. We horen in Openbaring 5 Gods kerk belijden onder volmaakte lofgezangen: ”Gij hebt ons Gode gekocht met Uw Bloed uit alle geslacht en volk en taal en natie”. Maar we horen ook, dat de Triomferende HEERE gaven genomen heeft om die uit te delen onder de mensen. “Men zaagt Uw strijd bekronen met gaven tot der mensen troost”. Heeft de Heere Jezus het niet beloofd voor Zijn hemelvaart: `Ik zal u geen wezen laten`? Kwam Hij, na Zijn hemelvaart niet terug door Zijn Geest in hun harten uit te zenden? De Heilige Geest is de vervulling van Zijn belofte aan Zijn kerk gedaan. En heeft dit weer niet alles te maken met de belofte verwoord in Psalm 68: 19, dat “Zelfs het wederhorig kroost altoos bij Hem zal wonen”! Dat heeft immers alles te maken met het werk van de Geest van Christus. `Die én in Hem als het Hoofd én in Zijn bruid als Zijn ledematen woont`! Zo is het uit de ten hemel gevaren Koning en dóór Hem, dat Zijn Bruid náár Hem verlangt. Het is al uit Hem wanneer we de bede horen van de naar Hem uitziende bruid: `Kom Heere Jezus, ja kom haastelijk`!

Ds. J. Bos