I

Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal en er geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, dat het werk des olijfbooms liegen zal en de velden geen spijze voortbrengen, dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal en dat er geen rund in de stallingen wezen zal, zo zal ik nochtans in de Heere van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils.

Habakuk 3: 17 en 18

ALHOEWEL……NOCHTANS

Wat Habakuk hier zegt, is toch waarlijk geen kleinigheid. Verdorde vijgenbomen, wijnstokken zonder vrucht, kale velden, lege schaapskooien, stallen zonder vee, en dan nog opspringen van vreugde. Wat de toekomst brengen moge, al zou er geen brood meer op tafel zijn, Habakuk zal toch vreugde bedrijven. Is hij een grote optimist, die alles van de zonnige kant beziet? Nee, maar Habakuk staat hier in het geloof, dat wel degelijk de duisternis onderkent, maar dat ook het “nochtans” kent waardoor het zelfs in de nacht nog licht blijft.

Wij hebben elkaar deze dagen juist het tegenovergestelde toegewenst. Veel heil en zegen hebben wij elkaar toegeroepen en daarbij allerminst gedacht aan lege stallen en kale velden. Voor de toekomst van het nieuwe jaar hebben wij aan het beste gedacht en niet aan het ergste.

Maar, zegt Habakuk, laten we ons nu eens niet het beste, maar het ergste voorstellen. Niet om de teleurstellingen te begeren, want we mogen allen bidden, dat het ons wel ga. Echter wel om een juist begrip te krijgen van wat heil en zegen nu eigenlijk inhoudt overeenkomstig de Schriften.

Welnu, laten wij ons dan eerst voorstellen dat het nieuwe jaar ons tegenspoed zal brengen. Als onze gezondheid eens zou geknakt worden in het komende jaar. Als er eens slagen zouden vallen in uw persoonlijk of gezinsleven. Als we eens zouden moeten staan bij het graf van wie ons dierbaar zijn. Als we eens moesten verliezen wat we voor geen prijs willen missen. Zou het dan een ongelukkig jaar genoemd moeten worden? Zou ons dan tevergeefs het beste zijn toegewenst?

Nee, zegt Habakuk, als ik in dat alles de Heere maar overhoud. Want het gaat Habakuk niet allereerst om de gaven van God, maar om de God van de gaven. Hij heeft niet een uitgebreide verlanglijst van toekomstverwachtingen; hij heeft maar één nieuwjaarswens en deze is: als ik God maar heb! Habakuks vreugde ligt in de God van het heil. Geef hem al de schatten van de aarde. Beloof hem vele jaren met al wat een sterveling maar begeren kan. Hij zal toch uw aanbod afwijzen, omdat God hem meer waard is dan dit tijdelijk leven en het fijnste goud op aarde. Nee, Habakuk is niet met iets, noch met veel tevreden. Hij wil alles, hij wil God Zelf tot zijn deel hebben. Hoeveel gaven hij ook mag ontvangen, hij zal nog in droefheid neerzitten als hij zijn God er in missen moet. En omgekeerd: hoe weinig zijn deel ook moge worden, als hij de Heere maar tot zijn deel overhoudt. Dan zal hij nochtans opspringen van vreugde.

Heil en zegen wil dan ook niet zeggen, dat het naar onze zin gaat en dat wij het goed hebben, maar het wil zeggen dat de Heere met ons mee trekt, welke donkere wegen we ook te gaan hebben. Al zou u naar de mens gesproken een voorspoedig jaar tegemoet gaan en alles verkrijgen wat uw hart begeert, het zal zonder God toch een ongeluksjaar voor u worden. Beter is het onder een kruis gebogen te gaan en de Heere er in over te houden, dan een wellustig leven zonder God.

Derhalve is het de grote vraag of u dit jaar met God bent begonnen. Kent u ook iets van het geheim van het ‘alhoewel…nochtans”? Gaat het u vóór alles om God? Of bent u tevreden met de gaven van God? Maar als u die gaven dan ontvallen en de teleurstellingen komen? Dan staat u alleen want dan is u tegelijk met uw uitwendige voorspoed alles ontvallen. Begrijpt u nu, dat u zonder God eigenlijk niets hebt? En zou het dan in dit jaar niet de hoogste tijd worden om alles, dat is God te zoeken? U hebt meer nodig dan brood, geluk genot of eer. Voor de tijd maar ook voor de eeuwigheid. U hebt immers geen enkele garantie dat u het einde van dit jaar zult beleven. Zalig, indien u dit geheim verstaat. Als de slagen vallen, dan zult u uw God niet als een treurig restant overhouden, maar als uw sterkte voor tijd en eeuwigheid. Al zou u zelfs moeten gaan in de schaduwen des doods, dan ook zullen Zijn stok en Zijn staf u ondersteunen. U zult God overhouden, ook na uw laatste ademhaling. Voorwaar, Habakuk had alle reden om te juichen, want tegenover de tijdelijke duisternis van het “alhoewel” staat het eeuwig licht van het “nochtans.”

 

Ds. F. Bakker  1919 – 1965