I

Komt dan en laat ons te zamen rechten, zegt de HEERE; al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.

Jesaja 1: 18

 

ADVENTSGERICHT

Deze tekst is een nodiging om te komen tot de Heere. Zij is gericht aan Gods Israël dat niet Gods volk wil zijn. Dan kan de uitnodiging weinig hoopvols betekenen. Want de Heere walgt van hun offers. En kan het getier van hun liederen niet meer aanhoren. Hij verbergt Zijn Aangezicht. Want “dit volk nadert tot Mij met de lippen, maar houdt het hart verre van Mij!” En toch blijft die nodiging klinken: Kom dan, kom dan toch….!

Het is alsof we in deze woorden vaderlijk ongeduld horen: O volk doordat ge niet de toevlucht neemt tot Mij, moet ge verloren gaan. En straks voltrekt zich het oordeel van de ballingschap. En in de wederkomst van Christus zullen allen moeten bukken onder Zijn soevereine majesteit in het eeuwig oordeel.

Maar hier opent de Heere Zijn hart dat in liefde brandt voor een schuldig volk. En ze mogen het horen: “Komt dan!” Nee, dan hoeft Israël niet eerst aan bepaalde voorwaarden te voldoen. De Heere nodigt hen zoals ze zijn. Hij gaat niet om de schuld van Zijn volk heen. God is Zelf de Aanklager. En dan ligt de ongerechtigheid van een mens veel dieper dan hijzelf ooit kan weten. Al waren uw zonden als scharlaken, al waren ze rood als karmozijn, dan nog blijft van kracht: “Komt dan en laat ons samen rechten.”

De Heere daagt Zijn volk voor het gericht. Wat voor verontschuldiging hebt u voor uw overtreden? Welk onrecht heb Ik u aangedaan? Het blijft stil. Niemand kan tegen deze Heere ook maar iets inbrengen. Wie door de Heilige Geest voor de Heere ingewonnen werd, die kan alleen ootmoedig het hoofd buigen onder de majesteit van Zijn gericht. En zeggen: Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.” Het wordt stil in de rechtszaal. De Rechter heeft het beslissende woord. Dat belooft niet veel goeds. Want u moet weten dat het scharlaken gebruikt werd om materiaal rood te kleuren. Was dat eenmaal gebeurd, dan kreeg je die kleur nooit meer weg, of je moest de stof verbranden.

Zo is het ook met onze bloedrode schuld voor God. Hoe krijgen we dat rood ooit weer wit? Hoe kom ik er ooit weer uit! Als de Heilige naar onze natuur tewerk ging, zou dat eeuwige ondergang betekenen. Bent u er wel eens bij stilgezet?

Maar hoor: “Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw. Al waren ze rood als karmozijn, ze zullen worden als witte wol.” Hoe is dat mogelijk? Geen doodvonnis, maar uitredding! Hier spreekt de Heere van de gekomen en komende Zaligmaker. Hier richt Gods Geest het geloofsoog op de Borg en Advocaat aanwezig in de rechtszaal. En dan doet Hij Zijn werk. Hij nam de schuld en dat doodvonnis over van Zijn volk. Hij heeft zichzelf vernietigd, de gestalte van een dienstknecht aangenomen hebbende. ( Fil. 2: 7). De schuld Uws volks hebt Ge uit Uw boek gedaan! O heilrijk God, o dierbare Borg!

Het werk van de Drie-enige God Zelf is het geheim van dit adventsgericht: “Komt dan”, zegt de Heere, “en laat ons samen rechten.” “Ja, Heere, ik ben des doods schuldig!” “Nee, Rechter Vader: Ik voor hem, Ik voor haar!” O wonder van genade: wat u nooit kunt, doet Hij voor Zijn volk: rood wordt wit. In het dierbare bloed van de Borg. Hij schenkt het door Zijn Geest. U ontvangt het in de oefening van het geloof. Wit, als sneeuw die vers op ’t aardrijk nederviel. En wat God wit maakt duurt eeuwig. Wonder van genade.

Hoe vaak hebt u zelf al geprobeerd uw rode schuld wit te wassen? Het zal nooit lukken. Ik moet ermee voor de Heere komen. Waar ik echt zondaar voor Hem word en de Borg ontmoet, Die voor Zijn volk intreedt. Op grond van Zijn voorspraak gebeurt het wonder dat God geen overtreding ziet in Zijn Israël en geen zonde in Zijn Jacob.

Dat is het wonder van verlossing en vernieuwing. Hoort en uw ziel zal leven!

 

Ds. H.H. Klomp