Vrees niet, gij wormpje Jacobs, gij volkje Israëls! Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser is de Heilige Israëls!

 

Jesaja 41: 14

 

VREES NIET, IK HELP

Wij zijn niet van die robuuste mensen. Naar buiten kunnen we ons wel eens zo voordoen, maar als het erop aankomt… We weten dat zelf ook wel. Een pijnlijke vinger kan ons al uit ons evenwicht halen. En als het nu echt gaat spannen? Als het op leven of dood gaat? In dat spanningsveld waren de Israëlieten terechtgekomen. Door eigen schuld ver van huis in ballingschap. De Babyloniërs hadden echt geen medelijden met hen. Eerder het tegendeel. Israël was tot een bespotting geworden voor de omringende volken. Het was met zijn grootheid en glorie gedaan. Het volk kon zichzelf wel afschrijven. Of… is er nog hulp te verwachten? God begeeft en verlaat Zijn volk nooit. Israël had het er wel naar gemaakt dat de Heere Zich voorgoed zou terugtrekken. En toch: “Vrees niet, gij wormpje Jacobs, gij volkje Israëls.” Deze woorden spreken voor zich. Toch kiest de Heere partij voor dit verachte volk, dat in zo’n moeilijke situatie is terechtgekomen. De Heere doet dit desondanks. Hij is de barmhartige en getrouwe Heere. “Vrees niet, Ik help u.”

Dat is wat, als God zegt: “Vrees niet, Ik help u.” Als de Heere Zijn volk bij de hand grijpt, en dat is enkel genade, wat kan er dan nog gebeuren? In het hieraan voorafgaande vers staat: “Want ik de Heere uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zegt: Vrees niet, Ik help u.”

Dat doet mij denken aan de geschiedenis van een bergbeklimmer. In een hele gevaarlijke situatie raakte hij in paniek. Dat is erg, als je in paniek raakt. Dan overzie je de situatie niet meer. Hij was gelukkig niet alleen. De gids was erbij. Hij stond er met uitgestoken hand, maar de man aarzelde. Weet u wat de gids toen zei? “Deze hand heeft nog nooit iemand laten vallen.”

Het is maar een gebrekkig beeld, want wat de gids zei, was natuurlijk overmoedig. Maar u begrijpt wel waar ik heen wil. Gods uitgestoken hand heeft nog nooit iemand laten vallen. Als God iemand vastgrijpt, houdt Hij hem of haar vast. Wat zijn dit toch rijke troostwoorden. Ook voor u? Misschien bent u wel angstig, gespannen, onrustig omdat uw geweten u aanklaagt. Moet u het de Heere zeggen: ‘Mijn zonden zijn mij steeds voor ogen’? Weet dan dat de Heere in Zijn Zoon een gaarne vergevend God is. Dat Hij in Hem Zijn hand naar u uitsteekt. Gods uitgestoken hand naar u is de Heere Jezus. Als we de profetie van Jesaja goed lezen, bemerken we telkens weer dat het over Hem en om Hem gaat. En nu gaat het erom dat we leren onszelf aan Hem toe te vertrouwen. Onze hand, ons hart, ons leven in de doorboorde handen van de Heere Jezus te leggen. Daar zijn we niet zomaar aan toe. Daartoe komen we vanuit onszelf nooit. Maar de Heere wil het ons leren door de Heilige Geest. Door Zijn Geest ontdekt Hij de mens aan zichzelf, aan zijn armoede en verlorenheid. Maar de Heilige Geest doet meer. Hij vestigt ook het oog op Christus, en doet Zijn woorden verstaan, zodat ze ingedronken worden. Dan gaan we leren niet meer op onszelf te vertrouwen, maar onszelf los te laten en ons aan Gods hand toe te vertrouwen. Het is wel een leerproces, waarin we leren van onszelf af te zien. Want we zitten er zo dikwijls zelf tussen. Wat is het rijk als we met onszelf omkomen en de Heere overhouden.

Hoor: “Vrees niet, ik help u.” Met deze woorden wil de Heere heel ons leven omvatten. Het zijn zulke vertroostende en bemoedigende woorden. Wij kunnen erop aan!

Heel ons leven mogen we voor de Heere openleggen. Met alles kunnen we bij Hem terecht. Met de zorgen die we hebben over onze kinderen. Met de moeiten die we op ons werk ervaren. Met onze gezondheid die te wensen overlaat. Het wil niet zeggen dat de Heere al onze zorgen en vragen en de problemen waarvoor wij geen uitweg meer zien, oplost. Hij wil ons leren er anders tegen aan te kijken. Wij mogen de moeiten en de zorgen in Zijn handen neerleggen en onszelf daarbij. Zijn hand heeft nog nooit iemand laten vallen die het alleen van Hem verwachtte.

Ds. R. van Beek