Meditatie

 

Toen zeide Hij tot hen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe; blijft hier en waakt met Mij

Mattheüs 26: 38

IK VOOR U

Misschien hebt u wel eens een stervende gezien die aangegrepen was door de benauwdheid van de dood met ogen vol angst en eindeloos bedroefd.

Welnu, zo was het gelaat, zo waren de ogen van de Borg, toen Hij ging betalen wat hij niet geroofd had. In die bange nacht van Gethsémané. Alle rust is verdwenen! Hij, die anders in alle moeilijkheden Zijn discipelen troostte, die rustig kon slapen midden in de storm, die hen verdedigde tegenover alle vijandschap en verleiding. Hij ziet hen nu smekend aan en vraagt hun medeleven in Zijn dodelijke droefheid: blijft hier en waakt met Mij!

Hij, die de eenzamen heeft opgezocht en in hun wanhoop heeft gesterkt, Hij kan nu Zelf de eenzaamheid niet verdragen: blijft hier en waakt met Mij!

O, hier is Hij waarlijk mens, ons in alles gelijk geworden. Maar zonder zonde!

En omdat Hij mens in de meest volle zin van het woord, maar dan mens zonder zonde, mens met een reine ziel, doorvoelt Hij oneindig veel sterker en scherper dan welk ander mens ook, die verschrikking van het lijden, dat op Hem aankomt, dat Hij onweerstaanbaar naar Zich toe ziet komen. Och, wat stamelen wij over de benauwdheid, die de Borg het bloedig zweet in de hof heeft uitgeperst?

Als we het peillood laten zakken in deze oceaan van lijden: geen bodem!

Hier is de hel, die op Hem afstormt met al haar duivelse machten. Huiveringwekkend! Hier is de diepe duisternis van de

dood, die met haar zwarte schaduwen Hem beklemt. En in dat alles en achter dat alles: de vloek Gods tegen de zonde, zoals die vloek ongedeeld in volle zwaarte rustte op heel het van God afgevallen mensengeslacht!

Nu zullen allen zich tegen Hem keren: de duivel, de mensen! Maar ook: de Vader! Zijn eeuwige Vader! Die Hij liefhad met geheel Zijn hart, met geheel Zijn ziel, met geheel Zijn verstand en met geheel Zijn kracht!

En toch: ook de Vader keert Zich tegen Hem! Want hoewel zonder zonde, is Hij tot zonde gemaakt. De wet vervuld in al Zijn delen, en toch: onder de vloek der wet! Nu zullen al Gods golven en baren over Hem heengaan. Nu zal Hij als de Middelaar, gedoopt worden met die vreselijke doop, die Hem vroeger reeds perste: hoe word Ik geperst, totdat het volbracht zij!

Nu gaat Hij de pers alleen treden! Helemaal alleen! Eindeloos alleen! Hier worden mensen, hier worden wij allen opzij gezet! Zelfs de besten van de besten kunnen niet één uur met Hem waken. Tevergeefs zoekt Hij troost, meeleven bij Zijn keurbende, die Hem in deze donkere nacht in de steek laat, moest laten, krachtens een goddelijk moeten!

Gezegende Bruidegom, Die bloed zweet: Ge ziet het toch: Uw bruid slaapt! Zoudt Ge haar maar niet laten varen, loslaten voor eeuwig! Ze heeft het meer dan verdiend!

Maar nee! Hij neemt de lijdensbeker over uit de hand van Zijn

Vader: Uw wil geschiede! Een beker, tot de rand toe gevuld met vloek, met toorn! Zonder één druppel liefde! Zijn zweet wordt bloed! Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker Mij voorbijgaan! Nog eens: als we het peillood laten zakken in deze oceaan van lijden: geen bodem! Maar ook: als we het peillood laten zakken in deze oceaan van liefde: geen bodem!

Hij heeft de beker uit de hand van Zijn Vader aanvaard en Hij zal haar leegdrinken tot de laatste druppel. En Hij weet voor wie Hij het doet! Hij weet het volkomen! Hij wist het van eeuwigheid! Voor moedwillig gevallen zondaren, voor

vijanden, voor goddelozen, voor vloekwaardigen. Voor mensen die zelfs na ontvangen genade, niet één uur met Hem kunnen waken.

Hij heeft de lijdensbeker aanvaard en Hij zal die leegdrinken tot de laatste druppel. En Hij weet voor wie Hij het doet! Voor Zijn bruid, die Hij heeft liefgehad met een eeuwige liefde! Voor allen, die Hem van de Vader gegeven zijn als loon op Zijn arbeid, die Hij nu gaat volbrengen.

Gods recht moet gehandhaafd, Gods deugden verheerlijkt! En daarom: de beker moet worden gedronken! En daarom: Zijn bruid wordt verlost! Met Hem verenigd!

Om de arbeid Zijner ziel zal Hij het zien! En verzadigd worden!

Hoe onzegbaar vreselijk moet het zijn als we zelf eens de beker van Gods verdiende toorn moeten drinken. Wij zouden ze tot in eeuwigheid niet leeg krijgen!

Leerden we het de Heere al gewonnen geven? Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig! De vloekbeker aan de lippen? Maar nee! Laat de beker in de handen en aan de mond van de Man van smarten! En laat uw geloofsoor de woorden uit Zijn mond opvangen tot uw eeuwige verwondering: Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood hadt moeten sterven.

 

Ds. M. Vlietstra