Brandende harten, Lukas 24:32

Een heel opmerkelijke uitspraak van onze beide broeders uit Emmaüs.
Het is bij ons zo ingeburgerd dat we ons er nauwelijks over verwonderen.
Maar brandende harten is wel gewoon in de wereld onder invloed van allerlei opwindende zaken, maar brandende harten in de kerk is minder gewoon.
Koude harten zijn helaas vaak meer aan de orde in het Koninkrijk van God. Voor allerlei zaken kunnen we in vuur en vlam staan.Denk maar aan andere neigingen, waarvan Paulus zegt dat het beter te trouwen is dan te branden (van begeerte)

Onze broeders uit Emmaüs hebben echter brandende harten gekregen onder het Evangelie.
En weet u wat zo opmerkelijk is dat ze het allebei hebben.
Er staat dat ze het tegen elkaar zeiden: was ons hart niet brandende in ons?
Heerlijk als deze brand gedeeld mag worden. Gedeeld tussen vrienden en tussen gehuwden en tussen gemeenteleden.

Heerlijk als we dezelfde gezindheid mogen hebben. Een en dezelfde brand.
Dan wordt het warm in de kerk en werkt het ook aanstekelijk. Die brandende mensen zijn naar Jeruzalem gegaan en daar is het eveneens warm geworden.

En op Pinksteren zie je 120 mensen in brand staan met vurige tongen als van vuur op hun hoofd.
Is dat het niet wat we als kerk nodig hebben? Geen koude, onverschillige harten, geen harten die alles vanzelfsprekend vinden, maar harten die in vuur en vlam staan voor de zaak van de Heere.
Hoe dat gekomen is in Emmaüs? Ze hoorden Jezus stem en de Schriften werden geopend.
Dat is het grote geheim van het vuur. De Bijbel ging open, maar niet alleen opengeslagen, maar vooral door de verkondiging opengegaan

Dan gaat niet alleen de Schrift open, maar ook het hart.
Moge de Heere ons door Zijn Woord en Geest zulke brandende harten schenken.
Laten we ons laten warmen aan het Evangelie.

A.K.Wallet

Onze afgoden: 'Eer'

De geschiedschrijver Emil Ludwig schrijft iets over het einde van de eerste wereldoorlog. Hij beschrijft hoe op de 9de november van het jaar 1918 Churchill en Lloyd Gorge, de beide grote engelse staatslieden, samen beraadslaagden over wat komen moest. Ze spraken e rover of het niet het allerbeste was, enkele schepen met levensmiddelen te zenden naar het zwaar beproefde Duitsland, en op die wijze de grondslag te leggen van een werkelijke vriendschap van Engeland met Duitsland.
Op dat kritiek ogenblijk hebben ze dat niet aangedurfd, bang als ze waren, dat hun volk dat van haar tegen Duitsland brandde, het niet zou goedkeuren.

En toen in december van datzelfde jaar Lloyd George overal redevoeringen ging houden, met het oog op de naderende verkiezingen, sprak hij woorden van felle haat tegen de overwonnen vijand, en hij streelde het volk in dat waarin het gestreeld wilde worden.

Het succes wat hij beoogde heef hij bereikt, meer dan 80% van de stemmen werden op hem uitgebracht. “Maar “, zo zegt Ludwig,”het blijft waar, dat Lloyd George , die in de oorlog met energie handelde en in vrede met wijsheid dacht, zich in die korte tussentijd van twee maanden heeft laten meeslepen door het instinct van het volkstribuun, hij vleide de massa, in plaats van haar op te voeden” In dat gewichtige ogenblik, toen het er om ging een nieuwe toekomst voor Europa op te bouwen, was hij niet los van zichzelf.

Hij was te beangst de volksgunst te verliezen, die hij zo moeizaam verworven had.
Als een mens wil gediend worden door een zaak, is het onafwijsbaar gevolg, dat hij de slaaf wordt van zijn medemensen. In de grote ogenblikken van de wereldgeschiedenis is dat telkens weer de verschrikkelijke fout gebleken.

Dat alles ziet u het sterkste, wanneer u zich een ogenblik verdiept in het leven van Jezus..
Hij heeft Zich altijd overgegeven aan Zijn boodschap; Hij stond altijd onder de zaak en dus boven de mensen.”Ik zoek Mijn eer niet”, Joh.8:50.
Nooit ziet u in Hem de loerende ogen, die wachten op een woord van hulde, van applaus.
Nooit speurt u in een van Zijn woorden het klein afgodje dat op eenmaal het mooie van een mens wegneemt.

Hij staat altijd onder wat Hij doet, wat Hij zegt: “Ik eer Mijn Vader”
Eigenlijk ervaart u eerst -in het diep u indenken- van het leven van Jezus, wat ons allen ontbreekt.
De schoonste onder ons, de mensen van heerlijke tijdingen, van rijke getuigenissen, ze zijn toch allen nog maar onttroonde koningen, vergeleken met Hem.
Er is dat kleine afgodje “eer”, dat onze ziel bederft.
We kunnen nooit meer onszelf geheel kwijtraken, geheel onder de zaak staan.

Prof.dr.J.H.Bavinck in “Het raadsel van ons leven”