Meditatie

TOCH VOLTOOID

In het leven van een mens kan het voorkomen dat bepaalde zaken aangepakt zijn, maar niet tot een goed einde kunnen worden gebracht. Door diverse oorzaken worden ze voortijdig afgebroken. Treft men het dat een ander bereid is het werk af te maken, dan kan dat nog een zekere rust of voldoening geven. Anders is het soms moeilijk te verwerken.

Ook in de wijngaard des Heeren doen zich zulke situaties voor. Veel werk dat met vreugde aangevat is, breekt telkens weer bij de handen af of wordt onmogelijk gemaakt. Hoevelen zijn er niet die met alle liefde van het hart de blijde boodschap hebben doorgegeven aan jong en oud, terwijl er geen respons kwam en het werk werd toegestaan of verijdeld.

Moeilijke kwesties die aan je vreten, werk dat blijft liggen en niet afkomt – het kan je deprimeren, zelfs verlammen. Tenzij we mogen (gaan) inzien dat het niet van onze spanning afhangt of de dingen wel zullen slagen, of mensen al dan niet tot verandering zullen komen. Alle arbeid in Gods Koninkrijk kan immers slechts in afhankelijkheid van en in vertrouwen op de Heere Zelf gedaan worden. En als we nu mogen vertrouwen dat de Heere het niet alleen veel beter kan dan wij, maar ook dat Hij het zal beëindigen en volbrengen wat wij door Zijn kracht mochten of mogen beginnen, dan kan dat zo’n rust geven.

De Heere zal het voor mij voleinden. Dat is tot troost bij alle arbeid in Gods Koninkrijk. Te mogen vertrouwen dat de Heere het werk Zijn werk, afmaakt en tot een goed einde brengt. Eigenlijk kunnen we ons werk alleen maar doen wanneer we dat weten, zeker weten. Wanneer we geloven: De Heere zal het voor mij voleinden. De berijming zegt het zo mooi: “De Heer’ is zo getrouw als sterk, Hij zal Zijn werk voor mij volenden.

Hij is getrouw. Wij zijn ontrouw. Tot dat inzicht is David door de Heilige Geest gebracht. De trouw van de Heere, de God des Verbonds, heeft hij meermalen in zijn leven mogen ervaren. Daarvan spreekt hij ook in deze psalm. Het is die trouw, die trouwe God, waarop hij terugvalt. Bij alle ontrouw die hij aan eigen zijde ontdekte, is dit het wonder waarvan hij zingt. Hij Die Zich in het verleden de Getrouwe betoond heeft, Hij zal dit blijven.

De Heere zal het voor mij voleinden. Dat zij tot bemoediging bij alle werk dat in Gods Koninkrijk gedaan mag worden. Ook en vooral in het persoonlijk leven. Ik denk dat ieder die het door genade met de Heere mocht leren wagen, die zich op Zijn trouw aan een ontrouw volk heeft leren verlaten, ook wel tijden kent waarop hij zegt: “Ik breng het niet tot een goed einde. Ik bevind zo weinig verandering, zo weinig volharding bij mij. Daar is zoveel twijfel en ongeloof, zo veel hinken en zinken, zo veel dorheid en doodsheid in mijn hart. “Heere, zal het wel ooit wat met mij worden?”

Uit deze vragen komen we niet, tenzij we ons leren verlaten op Hem, Die trouw houdt tot in eeuwigheid. Die trouw geopenbaard heeft in de gave van Zijn Zoon Jezus Christus. Waar de Vader de schepping volbracht, daar heeft Deze het werk der verlossing volbracht. Daarom wordt ook het toepassende werk door de Heilige Geest aan het hart van een zondaar volbracht.

Daarom zit er zoveel troost in de woorden “voor mij.” De Heere, de God des Verbonds, zal het “voor mij voleinden.” Toen er nog niets met ons te beginnen was, heeft God in Jezus Christus alles voor ons gedaan wat er te doen was. Bij Hem geen afgebroken werk. Hij maakt alles af, brengt alles tot een goed einde.

Niet als wij in valse gerustheid denken dat alles vanzelf wel in orde komt. Dan vergissen we ons zeer. Maar wie eerlijk, ootmoedig tot deze God vlucht met belijdenis van eigen ontrouw, die zal tot zijn verwondering en bemoediging ervaren dat de Heere het door Hem begonnen werk afmaakt en voltooit.

Dat schept geen luie mensen, maar mensen die voor deze Heere begeren te werken zolang het dag is. En als eenmaal hun aardse werk afgebroken wordt dan mogen ze vertrouwen dat Hij alle werk voleindigt. Vooral het goede werk dat Hij door Zijn genade eenmaal in hen begonnen is. Dat maakt vooral biddende mensen. Die gaan vragen: “Verlaat niet wat Uw hand begon, o Levensbron. Wil bijstand zenden.

Zo gaan Godskennis en zelfkennis hand in hand. Mijn werk is onvolkomen, onvoldoende. Het komt nooit af en wordt eens afgebroken. Maar dan mag ik het rustige besef hebben dat Hij het afmaakt, voleindigt, tot Zijn doel brengt. Ook dat wat Hij in mijn leven begon. Om Hem daarvoor eenmaal onafgebroken te danken.

Dan is de onvoltooide symfonie toch af. Dan zal de symfonie ter ere van Hem, die in Jezus Christus naar mij om en op mij neerzag, nooit ten einde komen. Dan is Hij alles en in allen. Dan wordt geëindigd in Hem, Die alles van het leven der Zijnen heerlijk voleindigde.

Is dat al uw verlangen geworden? Geeft dat geen rust?

 

Ds. P.J. Kok (1939 – 2006)